Opstelling Constitutie

De eerste Nederlandse Grondwet:

Deze werd opgesteld na de bezetting van Nederland van 1806 tot 1813 door Napoleon in 1814. De versie van de Grondwet die momenteel wordt gehanteerd dateert van 1983.

Op 29 maart 1814 keurde een vertegenwoordiging van de Verenigde Nederlanden in een Grote Vergadering de Grondwet goed. Dit Grondwet-ontwerp was gemaakt door een commissie onder leiding van Gijsbert Karel van Hogendorp.

De Grote Vergadering bestond uit 600 leden, notabelen, die in Amsterdam samenkwamen. Een overgrote meerderheid stemde vóór, zodat het ontwerp met ruime meerderheid werd aangenomen en de eerste Grondwet een feit was.

De Grondwet voerde een centralistische monarchie in, waarin de vorst de meeste macht toegewezen kreeg. De Staten-Generaal leverde het meeste van de macht die zij tot dan toe hadden, in. De belangrijkste zaken die werden geregeld in deze eerste Grondwet waren vrijheid van godsdienst en enige burgerlijke rechten.

Toen in 1815 Noord- en Zuid-Nederland werden verenigd, werd de Grondwet vernieuwd.

 

De basis van de Grondwet als fundament van onze huidige parlementaire democratie werd gelegd in 1847 door de liberale politicus Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872).Er kwamen meer rechten en vrijheden voor de burger en de invloed van de koning werd fors verminderd. Het kiesrecht was echter nog voor weinig mensen weggelegd en in 1899 bedroeg het kiezerscontingent nog maar 48,6% van de mannen van 25 jaar en ouder .

Thorbecke kwam in 1844 in de Tweede Kamer samen met acht geestverwanten, de zogeheten negen mannen die het concept voor de grondwetsherziening schreven. De negen mannen kwamen met een voorstel voor ministeriële verantwoordelijkheid en rechtstreekse verkiezingen van de Tweede Kamer. Toch kwam het niet tot invoering van dit voorstel tot 1847 toen Koning Willem II (1792-1849) deze grondwetsherziening aannam.

 

Afname macht van de koning:

Dit gebeurde onder druk van grote maatschappelijke onrust welke in heel Europa omhoog kwam. Denk hierbij aan de grote hongersnood in Ierland rond 1850, opstand onder onderdrukte industrie arbeiders en opkomst van het communisme door spreekbuizen als Karl Marx (1818-1883) en Friedrich Engels (1820-1895).

In Duitsland en Frankrijk braken revoluties uit, die in Frankrijk leidde tot afzetting van de monarchie. Ook in Amsterdam en Den Haag braken er onlusten uit, waardoor koning Willem II snel afstand deed van de macht die hij had en de Grondwetswijziging doorvoerde.

Thorbecke leverde de voornaamste bijdrage aan de nieuwe Grondwet. Hij werd sterk beïnvloed door de tijdgeest van de Verlichting volgens filosofen als Montesquieu.

De Trias Politicas, scheiding der drie machten, werd ingevoerd: de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht welke werden geacht onafhankelijk van elkaar te opereren om uitoefening van burgerrechten te kunnen garanderen.

 

Belangrijkste bepalingen in de nieuwe Grondwet uit 1847:

De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk uit 1798 kan worden gezien als de eerste Grondwet. De Grondwetsherziening van Thorbecke vormt de basis voor de parlementaire democratie van vandaag de dag. De belangrijkste bepalingen waren:

  • De ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd. Dit hield in dat de ministers verantwoordelijk zouden zijn, de koning bleef onschendbaar.
  • Vrijheid van onderwijs, vereniging en vergadering, van meningsuiting en van drukpers.
  • De Tweede Kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten werden rechtstreeks gekozen via het systeem van censuskiesrecht. De Eerste Kamer werd voortaan indirect verkozen via de provincies en niet meer rechtstreeks door de koning.
  • De koning had niet meer individuele beslissingsbevoegdheid op het koloniale beleid en ook geen invloed meer op besluiten omtrent de Rooms-Katholieke Kerk.
  • Vergaderingen van volksvertegenwoordigers werden openbaar toegankelijk.

 

Het beschikbaar komen van kiesrecht voor de gehele volwassen bevolking kwam echter maar langzaam op gang. Pas in 1917 werd het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd en twee jaar later ook voor vrouwen.

Door sommige bevolkingsgroepen werden de vrijheden van de nieuwe Grondwet van Thorbecke goed benut. Bijvoorbeeld de katholieken slaagden erin met behulp van de paus, in 1853, de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland te herstellen.

 

Grondwetwijziging 1983 en de soevereiniteit van Nederland:

Een belangrijk artikel dat werd toegevoegd aan de Grondwet in 1983 was artikel 134 in Hoofdstuk 7:

1. Bij of krachtens de wet kunnen openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen worden ingesteld en opgeheven.

2. De wet regelt de taken en de inrichting van deze openbare lichamen, de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Bij of krachtens de wet kan aan hun besturen verordenende bevoegdheid worden verleend.

3. De wet regelt het toezicht op deze besturen. Vernietiging van besluiten van deze besturen kan alleen geschieden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Tijdens de discussies over de Kaderwet in de Tweede Kamer kwamen er twijfels naar boven of er in de gebruikte formulering ruimte werd geboden aan een vierde bestuurslaag naast Rijk, provincies en gemeenten. Intussen weten wij dat deze vierde bestuurslaag realiteit is geworden met de toetreding tot de EU. Nederland heeft hierbij zijn soevereiniteit opgegeven ten gunste van een ongekozen bestuur van de EU, de Europese Commissie. Het EU-orgaan dat wel gekozen wordt, het Europese Parlement, heeft geen daadwerkelijke beslissingsbevoegdheden. 

Alle discussies in de Tweede Kamer zijn nu niet meer dan een goedkoop toneelstuk zonder enige zeggingskracht of uitvoerende bevoegdheid. Bijna alle besluiten worden genomen in Brussel en Straatsburg, waarbij de burger in veel gevallen buiten spel is gezet.

Ook artikel 90 t/m 93 GW verwijzen naar de mogelijkheid soevereiniteit over te dragen aan een internationale orde of bestuurslaag.

Twee artikelen betreffende de soevereiniteit van Nederland die in 1983 niet werden overgenomen, maar welke nog wel deel uit maakte van de Grondwet van 1953, waren artikel 1 en 2, waarin de grenzen van het Koninkrijk der Nederlanden waren vastgelegd en de reikwijdte werd bepaald van de geldigheid van de Grondwet.

Problem, Reaction, Solution:

Het problem-reaction-solution protocol is een protocol dat stilzwijgend wordt ingezet overal waar er weer een greep naar de macht wordt gedaan. Er wordt een probleem bedacht dat flink in de media wordt opgeklopt en zo vaak herhaald dat het een gespreksonderwerp wordt van alledag en velen hierin gaan geloven.

Dit was duidelijk ook het geval met de wens de Grondwet maar weer eens aan te passen in 1983.

De Grondwet is het ethisch en moreel fundament onder de Wet waar in algemene termen, op dit (bijbels) fundament, de vrijheden, rechten en plichten van burgers worden vastgelegd. Dit zijn tijdloze, onvergankelijke waarden die burgers moeten beschermen tegen een overheid die steeds meer macht voor de eigen agenda probeert te verwerven ten koste van de vrijheden van de burger. Een Grondwet (Constitutie=geweten) is daarom geen document dat iedere keer maar weer aan de grillen van politici of de waan van de dag mag worden aangepast. Toch is dit meerdere keren gebeurd en is de burger steeds machtelozer geworden.

The Problem:

De aanpassing van de GW in 1983 was nodig om de persoonlijke levenssfeer beter te kunnen beschermen. Een nobel streven, nietwaar? Niemand die daar wat achter zocht. 

The Reaction:

Dit probleem werd opgelost door artikelen aan de GW toe te voegen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Echter werden onder de dekmantel van 'bescherming van de persoonlijke levenssfeer' nog meer artikelen toegevoegd zoals artikel 134 hierboven beschreven met een zeer vage omschrijving waar je alle kanten mee op kunt.

The Solution: 

Onder artikel 134 en 90 t/m 93 werd de soevereiniteit van Nederland overgeheveld naar de EU, waarbij een groot deel van de eigen zeggenschap van de Nederlandse burger werd verkwanseld en overgenomen door een ongekozen bestuursorgaan bij de EU. 

Hierdoor werd de beoogde verbetering van de persoonlijke levenssfeer welke ten grondslag lag aan de hele grondwetsaanpassing in  één keer, niet verbeterd, maar zelfs geheel opgedoekt. Bestuursorganen van internationale instituten zoals EU en NATO en multinationals middels internationale handelsverdragen zoals CETA en TTIP moesten het laatste restje beslissingsbevoegdheden die burgers nog hadden, overnemen.

Na de verkiezingen van 2016, waarbij de nieuwe president in Amerika zijn medewerking aan veel van dit soort verdragen opzegde, werden veel mensen wakker en is deze ontwikkeling van globalisering tijdelijk vertraagd, maar zeker niet stop gezet.